Waarde collegae,
Wat zijn de drie prioriteiten van de voorzitter van de Tweede Kamer?
1. Hij (of zij) moet goed voorzitten. 2. Verder moet hij goed voorzitten. En tenslotte 3: goed voorzitten.
Dat is overigens makkelijker neergeschreven dan uitgevoerd. De meningen over wat goed voorzitten is lopen namelijk uiteen. En na ieder debat is er wel iemand kregelig. Iedereen tevreden stellen, bij ieder debat, lukt nooit. Want objectiviteit en onpartijdigheid laten zich niet per debat afzonderlijk meten. Maar wel door het gehele jaar heen. Mocht u mij voor de relatief korte tijd die tot de komende verkiezingen rest tot uw voorzitter kiezen, dan is het mijn ambitie om zo fair en eerlijk mogelijk te opereren. Onafhankelijk van wie dan ook, boven de partijen staand en altijd met het belang van de Kamer voorop.
Wat dat laatste betreft meen ik als voorzitter van de tijdelijke commissie ICT, als lid van de enquêtecommissie Fyra én als regelmatig waarnemend voorzitter een goede staat van dienst te hebben opgebouwd.
Verder moet het debat niet worden doodgeslagen. Met informele regeltjes dreigt dat soms wel. Als het fenomeen ‘interrupties in tweeën’ wordt misbruikt door tot twee keer toe geen antwoord te geven (maakt niet uit of dit nu een geïnterrumpeerde in vak K of achter het spreekgestoelte voor Kamerleden betreft), moet er doorgevraagd kunnen worden - ook als dat tijd vergt. We voeren immers een debat en het echte antwoord moet op tafel komen. Maar als er steeds hetzelfde zinloze zijpad in interrupties ingeslagen wordt, moet de voorzitter ook eenvoudigweg afkappen. Ik spreek uit ervaring als ik u voorhoud dat de debatten in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw levendiger én korter waren.
Het is niet minder dan mijn vurige ambitie mét u te proberen het echte debat in ons mooie Huis frequenter dan nu gebeurt te laten herleven. Vanzelfsprekend hoort daar ook een breuk met de ingeslopen gewoonte bij om beleidskoeterwaals, reeksen afkortingen en onnodige Engelse termen te gebruiken.
Om goed te kunnen voorzitten zijn parlementaire ervaring en een politieke antenne vereist. Die laatste eis aan de voorzitter is nog stevig aangescherpt met, de facto, de verzwaarde rol van de Kamer bij het aanwijzen van de informateur tijdens de kabinetsformatie (wijziging art. 193 Reglement van Orde via initiatief Schouw-van der Ham, kamerdebat 7 maart 2012).
De eerste stappen in de oude Kamer zette ik aan de hand van mijn vader, chef van de Haagse redactie van het toenmalige dagblad ‘De Tijd’, als 14-jarige in 1969; mijn eerste interview (met PvdA-staatssecretaris Ger Klein, voor het toenmalige ‘Folia Civitatis’) dateert van 1978. Tot 1995 was ik daarna parlementair journalist voor o.m. NOS ‘Den Haag Vandaag’ en RTL. Als eigenaar van een communicatiebureau fungeerde ik later als vraagbaak voor en trainer van verschillende Haagse politieke ambtsdragers en sinds 2008 ben ik lid van uw Kamer.
Enige parlementaire ervaring kan mij dus niet worden ontzegd en ook mijn politieke antenne staat redelijk scherp afgesteld. Al realiseer ik me uiteraard ten volle dat een voorzitter z’n partijkaart tijdens zijn optreden thuis moet laten en bij beleidswijzigingen niet verder moet willen springen dan de polsstok van een ruime meerderheid van de Kamer lang is. Voor het dagelijkse debat geldt: ‘laisser faire’ als het kan en slechts ingrijpen indien noodzakelijk, waarbij de standpunten van alle vertegenwoordigde partijen dienen te worden gerespecteerd.
De managementrol van de voorzitter in eigen huis is bepaald niet onbelangrijk. Maar omdat deze veelal onzichtbaar is, dreigt dit element bij een voorzittersverkiezing onderschat te worden. De unieke situatie doet zich voor dat het volledige management van de Tweede Kamer op dit moment is en wordt vernieuwd. Een frisse start voor een organisatie, die zeer loyaal is, maar waar ook nogal wat achterstallig onderhoud gesignaleerd werd, is dus zeer wel mogelijk. Deze lastige, maar essentiële taak zal ik als voorzitter samen met het team graag oppakken. De voorbereidingen voor de renovatie en de reorganisatie van het gehele ambtelijke apparaat stip ik slechts even aan als enkele van de vele spreekwoordelijke uitdagingen. Ik prijs me daarom gelukkig eerder deel te hebben uitgemaakt van de Top-40 van een internationaal opererend bedrijf (Aegon) en ook dat ik in de VS en Frankrijk (verkorte cursus Insead) destijds deelnam aan de gezamenlijke leiderschapstrainingen. Ook tijdens het echte ondernemerschap als directeur-eigenaar van twee communicatiebedrijven heb ik met de voeten in de modder veel geleerd.
En dan zijn er uiteraard, zeker in 2016 met onder meer het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de vele representatieve verplichtingen. Wat het laatste betreft meen ik als voorzitter van de Contactgroep Frankrijk enige staat van dienst te hebben opgebouwd, met als voordeel dat ik naast Engels ook Frans spreek.
Collegae, ieder lid van deze Kamer kan zich kandideren voor deze even mooie als lastige functie. Officieel is er een volstrekt onafhankelijke kandidaatstellingsprocedure - die voorziet in een openbare brief, een openbaar debat en een openbare stemming. Ik vraag u dan ook oprecht te kiezen voor degene die u het geschiktst en het meest onafhankelijk acht en eventuele meer ‘politieke’ overwegingen achterwege te laten. Vanuit de overtuiging dat die spelregels gevolgd zullen worden, vraag ik u van harte om uw vertrouwen. Niet om op de voorgrond te treden, maar om met enige souplesse en ervaring straks onze vergaderingen te leiden.
Maar er speelt nog iets van een hogere orde. Vanuit de samenleving wordt met veel scepsis naar ons opereren gekeken en er wordt gesnakt naar een parlement waarin het inhoudelijke debat, op argumenten gevoerd, weer meer gestalte krijgt.
Vooral ook vanuit dat gezichtspunt zou ik de korte periode die ons rest tot de eerstkomende verkiezingen met groot enthousiasme en inzet uw zeer gemotiveerde voorzitter willen zijn.
Met vriendelijke groet,
Ton Elias